Nieuws
Waarom zou je gaan veldrijden? Omdat het leuk is!
‘Leuk’ lijkt simpel uit te leggen. Fietsen is leuk. Fietsen in de regen? Nog steeds leuk. Maar: fietsen in de regen, door modder en sneeuw, met temperaturen rond het vriespunt? Ja, ook dat is leuk. Hoe dat zit, lees je hieronder.
Begin december vroeg ik, tot mijn eigen verbazing, een wedstrijdlicentie aan bij de KNWU. Ooit reed ik wel eens wedstrijdjes, maar een licentie had ik tot nu toe nooit. De vernieuwde KNWU-licentiestructuur, ingevoerd onder leiding van onze eigen Joost, haalde me over. Klasse 5, zeg maar het zesdeklassevoetbal van de wielerwereld, leek me haalbaar. Waar de derde helft net zo belangrijk is, als de wedstrijd zelf.
En toen ik mijn licentie had, dacht ik: waarom niet meteen in de winter wat veldritjes rijden? Goede training voor Parijs-Roubaix in het voorjaar. Mathieu en Wout doen dat ook. Na wat tips van ervaren crossers schreef ik me in voor drie wedstrijden, te beginnen met de Kasteelcross in Vorden op 5 januari. Mooie naam, sfeervol parcours, en het paste in mijn agenda. Doel: niet uit koers gehaald worden, zonder brokken finishen, en als het even kon niet als laatste.
Toen de dag naderde, begon ik te twijfelen. Was een landelijke wedstrijd niet te hoog gegrepen? Die twijfel groeide toen de weersvoorspellingen binnenkwamen: sneeuw, regen en koude wind. Code geel. Dat zesdeklassevoetbal was allang afgelast, maar veldrijden? Dat gaat altijd door.
Samen met Harry reed ik door een witte wereld naar Vorden. Twee mannen, veel tassen en drie fietsen: de auto zat vol. Veldrijden betekent voorbereiding, leerde ik van Harry. Twee sets kleding, twee sets wielen, en eigenlijk twee fietsen. Ik had één fiets mee. En reservebinnenbanden, vrij nutteloos bij veldrijden, maar je moet wat.
In Vorden verkenden we het eerst parcours: bos, weiland, een paar verharde stukken, maar vooral modder. De sneeuw veranderde langzaam in zware, zuigende prut. Ik begon me af te vragen waar ik aan begonnen was. Eerst startte de amateur- en sportklassen. Wij kleedden ons ondertussen om op de parkeerplaats, in de regen bij 3 graden. Rugnummer op, terug naar het gras, en opstellen voor de start. Het fluitsignaal klonk, en de groep schoot weg. Mijn tactische start achteraan bleek terecht: al snel lag er een groot gat tussen mij, een andere man, en de rest. Wij zouden samen uitmaken wie laatste werd. Dat bleek geen bezwaar. Ook de strijd om de laatste plek is een strijd.
Ik was vergeten hoe leuk dat was: diep gaan om net iets beter te zijn dan een ander. Doortrappen terwijl je stuk zit, omdat de ander dat ook is. Ik verbaasde me over, met welke snelheid ik modderige sporen durfde in te sturen.
Maar het was zwaar. Een droog slootje dwars oversteken – zonder plank? Doodnormaal in cyclocross. Een meter naar beneden duiken, direct weer omhoog, door prut waar je wiel in wegzakt. Singletracks, vlak langs bomen en paaltjes, één stuurfoutje en je ligt op je snufferd. En steeds weer die bochtjes, steeds remmen, steeds maximaal aanzetten. Hoe moe kun je worden in 40 minuten fietsen? Heel moe.
Ik ontdekte hoe moeilijk veldrijden is. Het is een concentratiesport. Het juiste spoor volgen, obstakels vermijden: in ronde 1 gaat dat nog, maar na een half uur op maximale hartslag lukt dat steeds minder. Een steil hellinkje dat ik bij het inrijden nog haalde, bleek nu te optimistisch. Ik kwam niet ver genoeg omhoog en viel opzij. Gelukkig was de bosgrond zacht.
Terwijl ik weer op mijn fiets probeerde te springen (zelfs dat is moeilijk als je doodvermoeid bent), durfde ik even achterom te kijken. Niemand te zien. Gelukkig, die concurrent had niet geprofiteerd van mijn val. Ik reed zonder verder risico te nemen naar de finish en zette op het asfalt nog een laatste keer aan. Als laatste werd ik afgevlagd. Maar omdat mijn concurrent (en Harry, door materiaalpech) een ronde minder mochten rijden, eindigde ik niet als laatste. Mijn fiets was nog heel, ik was nog heel, en ik was niet uit koers gehaald. Doelen bereikt.
Doodmoe, steenkoud, doorweekt en onder de modder kwam ik bij de auto. Harry kleedde zich al om. De miezerregen diende als douche; dat deden we thuis wel beter. Met een kom erwtensoep in een verwarmde tent praatten we na even later na over de koers. Toch nog die derde helft.
Was het leuk? Superleuk! Kijk maar naar de foto.
Verslag door Hartger
Foto: Anke den Brok
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen